ECLI:NL:CRVB:2016:1465
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering bijstandsuitkering en verrekening toeslag Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer aan de orde is. Appellante ontving sinds 28 september 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand, in aanvulling op haar uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). In oktober 2013 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een toeslag op grond van de Toeslagenwet toegekend, maar deze zou verrekend worden met de bijstand die appellante ontving. Het college heeft vervolgens de bijstand per 1 februari 2014 ingetrokken, omdat het inkomen van appellante gelijk of hoger was dan de geldende norm. Appellante heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft later de teveel betaalde bijstand teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze terugvordering ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij erop vertrouwde dat de te veel ontvangen bijstand verrekend zou worden en dat er geen terugvordering zou plaatsvinden. Deze beroepsgrond werd echter verworpen, omdat niet was gebleken dat er een toezegging was gedaan door een bevoegd persoon. Ook de stelling dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, werd niet gehonoreerd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de omstandigheden van appellante geen onaanvaardbare sociale of financiële consequenties met zich meebrachten. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.