ECLI:NL:CRVB:2016:1446
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf en plichtsverzuim van ambtenaar met betrekking tot vakantieverlof
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar tegen een disciplinaire maatregel die hem is opgelegd door de Staatssecretaris van Financiën. De ambtenaar, die al meer dan dertien jaar in vaste dienst is, kreeg een vermindering van acht uur op zijn recht op jaarlijkse vakantie opgelegd wegens plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het niet nakomen van de verplichting om op 2 januari 2013 om 15.00 uur zijn dienst aan te vangen. De ambtenaar heeft niet kunnen aantonen dat hem voorafgaand aan deze datum compensatieverlof was verleend.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van de ambtenaar ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris aannemelijk had gemaakt dat de ambtenaar op de betreffende datum dienst had en dat hij niet tijdig op het werk was verschenen. De ambtenaar betoogde dat hij goedgekeurd verlof had, maar kon dit niet onderbouwen met de juiste documenten. De Raad oordeelt dat de opgelegde disciplinaire maatregel niet onevenredig is, gezien de aard en ernst van het plichtsverzuim en het feit dat de ambtenaar eerder al was gewaarschuwd voor vergelijkbaar gedrag.
De uitspraak benadrukt dat in het ambtenarentuchtrecht niet dezelfde strikte bewijsregels gelden als in het strafrecht. De Raad concludeert dat de Staatssecretaris bevoegd was om de disciplinaire straf op te leggen en dat de ambtenaar niet in zijn hoger beroep slaagt. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.