ECLI:NL:CRVB:2016:1259
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na verwijtbaar verzuim in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de intrekking van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan de orde is. Appellant ontving bijstand vanaf 3 april 2013, maar verscheen niet op meerdere uitnodigingen voor gesprekken met de klantmanager van de dienst Sociale Zaken en Werk. Hierdoor heeft het college de bijstand opgeschort en uiteindelijk ingetrokken per 5 juli 2013. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze intrekking ongegrond.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij door psychische klachten niet in staat was om zijn post te openen en daarom niet op de uitnodigingen is ingegaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant zijn stelling niet met objectieve medische gegevens heeft onderbouwd. Hierdoor is het college bevoegd om de bijstand in te trekken, omdat appellant niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan de bijstandsverlening zijn verbonden.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 april 2016.