ECLI:NL:CRVB:2016:122
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van AIO-aanvulling wegens vermogen in onroerend goed in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) ter aanvulling op een onvolledig ouderdomspensioen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de bijstandsverlening overgenomen en omstreeks 2013 een onderzoek ingesteld naar het vermogen van AIO-gerechtigden. Dit onderzoek leidde tot de ontdekking dat de appellant eigenaar was van een woning in Marokko, die getaxeerd was op € 83.700,-. Op basis van deze bevindingen heeft de Svb de AIO-aanvulling van de appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat de Svb de intrekking van de bijstand niet beperkt heeft tot een bepaalde periode, waardoor de beoordeling de periode van 1 januari 2010 tot en met 29 augustus 2013 beslaat. De Raad oordeelt dat de Svb voldoende bewijs heeft geleverd dat de appellant gedurende deze periode eigenaar was van de woning. De verklaring van het kadaster, waaruit blijkt dat de woning op naam van de zoon van de appellant staat, is niet relevant voor de beoordeling, omdat deze datum buiten de te beoordelen periode valt. De Raad concludeert dat de waarde van de woning terecht aan het vermogen van de appellant is toegerekend, waardoor hij geen recht had op de AIO-aanvulling.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 januari 2016.