ECLI:NL:CRVB:2016:121

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
14-3109 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overlijden appellant zonder erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die bijstand had aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand. De appellant, die op 12 juni 2015 is overleden, had eerder bijstand aangevraagd naar de norm voor een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van Tiel had bij besluit van 19 maart 2013, na bezwaar, bijstand toegekend met ingang van 3 december 2012, maar had geen bijzondere omstandigheden gevonden om met terugwerkende kracht bijstand toe te kennen. De rechtbank Gelderland had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.

Na het overlijden van de appellant heeft zijn advocaat, mr. B.J. Stuiver, geprobeerd om erfgenamen te traceren, maar zonder succes. Hierdoor was er niemand die het hoger beroep kon voortzetten. De Raad heeft vastgesteld dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het voortzetten van procedures door erfgenamen in het geval van overlijden van een appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze zaak de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep vastgesteld, omdat er geen erfgenamen waren die de procedure konden voortzetten.

Uitspraak

14/3109 WWB
Datum uitspraak: 12 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
17 april 2014, 13/5340 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [appellant], in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tiel (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.J. Stuiver, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. Stuiver heeft bij brief van 14 juli 2015 de Raad laten weten dat appellant is overleden. Bij brief van 16 september 2015 heeft mr. Stuiver laten weten dat hij tevergeefs heeft geprobeerd om erven te traceren en dat de procedure wordt voortgezet.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2015. Mr. Stuiver en het college zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 28 januari 2013 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand aangevraagd naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Bij besluit van 19 maart 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 18 juni 2013 (bestreden besluit), heeft het college appellant met ingang van 3 december 2012 bijstand toegekend. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn op grond waarvan met verdere terugwerkende kracht bijstand moet worden toegekend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft, samengevat, aangevoerd dat eerder dan per 3 december 2012 bijstand aan hem had moeten worden toegekend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De indiener van het hoger beroep, appellant, is op 12 juni 2015 overleden. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten. Dit brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van C. Moustaïne als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2016.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) C. Moustaïne

HD