ECLI:NL:CRVB:2016:121
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens overlijden appellant zonder erfgenamen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die bijstand had aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand. De appellant, die op 12 juni 2015 is overleden, had eerder bijstand aangevraagd naar de norm voor een alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van Tiel had bij besluit van 19 maart 2013, na bezwaar, bijstand toegekend met ingang van 3 december 2012, maar had geen bijzondere omstandigheden gevonden om met terugwerkende kracht bijstand toe te kennen. De rechtbank Gelderland had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Na het overlijden van de appellant heeft zijn advocaat, mr. B.J. Stuiver, geprobeerd om erfgenamen te traceren, maar zonder succes. Hierdoor was er niemand die het hoger beroep kon voortzetten. De Raad heeft vastgesteld dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het voortzetten van procedures door erfgenamen in het geval van overlijden van een appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze zaak de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep vastgesteld, omdat er geen erfgenamen waren die de procedure konden voortzetten.