ECLI:NL:CRVB:2016:119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlaging wegens weigering re-integratievoorzieningen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die zijn beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haaren ongegrond heeft verklaard. Appellant ontvangt sinds 5 januari 2012 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft appellant herhaaldelijk gewezen op zijn verplichtingen om deel te nemen aan re-integratietrajecten, maar appellant heeft meerdere aangeboden werkplekken geweigerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht de bijstand van appellant heeft verlaagd wegens het niet nakomen van zijn verplichtingen. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellant niet voldoende gebruik heeft gemaakt van de aangeboden voorzieningen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant verwijtbaar heeft gehandeld door de aangeboden werkplekken te weigeren, ondanks dat deze gericht waren op zijn arbeidsinschakeling. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de verlaging van de bijstand met 100% gedurende twee maanden rechtmatig was, gezien de recidive van appellant in het niet nakomen van zijn verplichtingen. De uitspraak is gedaan op 12 januari 2016.