ECLI:NL:CRVB:2016:114

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
15-274 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van duurzame gebruiksartikelen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, een 83-jarige vrouw die een ouderdomspensioen ontvangt, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een wasmachine, bed en fornuis. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten volgens hen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten die uit het inkomen betaald moeten worden. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die haar in staat hadden moeten stellen om deze kosten niet uit haar inkomen te dekken.

De Raad heeft vastgesteld dat de kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen in beginsel uit het inkomen van de betrokkene moeten worden betaald, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit verhinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellante niet heeft aangetoond dat er sprake was van dergelijke bijzondere omstandigheden. De Raad heeft deze conclusie bevestigd, waarbij zij opmerkt dat appellante geen inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie en de mogelijkheden voor bijzondere bijstand. De Raad concludeert dat appellante had moeten reserveren voor de kosten, die voorzienbaar waren, en dat het hoger beroep daarom niet slaagt.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/274 WWB
Datum uitspraak: 12 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
1 december 2014, 14/2557 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D. Matadien, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2015. Voor appellante is verschenen mr. Matadien. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontvangt een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) met een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). Appellante is in maart 2013 binnen de gemeente Rotterdam verhuisd naar een ouderenwoning. Op
27 november 2013 heeft appellante bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor onder meer de kosten voor de vervanging van een wasautomaat, een elektrisch fornuis en een bed.
1.2.
Bij besluit van 7 januari 2014, gehandhaafd bij besluit van 27 februari 2014 (bestreden besluit), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de kosten van aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksartikelen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten die uit het inkomen betaald moeten worden. Geen bijzondere individuele omstandigheden bestaan op grond waarvan bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksartikelen moet worden verstrekt. Appellante beschikt over een inkomen boven bijstandsniveau. De kosten waren voorzienbaar, zodat appellante daarvoor heeft kunnen reserveren.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden, gelegen in haar sociale, financiële en medische omstandigheden. Appellante had onvoldoende draagkracht om te kunnen reserveren, omdat op haar AOW-uitkering en het vakantiegeld jarenlang door het college inhoudingen zijn verricht. Verder heeft appellante vanwege haar hoge leeftijd van 83 jaar aanzienlijke medische beperkingen met de daarbij behorende kosten. Appellante heeft niet gekozen voor gespreide betaling achteraf, maar was daartoe genoodzaakt vanwege de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand. Daardoor zijn haar schulden toegenomen. Het college had appellante bijstand kunnen toekennen in de vorm van een lening.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen, zoals hier aan de orde, behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen van de betrokkene hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Voor die kosten wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat die kosten niet uit het inkomen op het niveau van de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.2.
In geschil is de vraag of deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en met name of appellante de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor deze kosten.
4.3.
De rechtbank heeft juist geoordeeld dat van zodanige bijzondere omstandigheden in dit geval geen sprake was. Appellante ontvangt een AOW-uitkering en een AIO-aanvulling en beschikte daarmee over een inkomen op bijstandsniveau, waaruit de kosten in beginsel bestreden konden worden. Appellante wijst op de extra kosten die zij heeft als gevolg van haar hoge leeftijd en de bijkomende medische beperkingen. Dit vormt geen bijzondere omstandigheid als hier bedoeld, reeds omdat appellante de aard en de omvang van die kosten niet heeft onderbouwd. Zij heeft ook geen inzicht heeft gegeven in de mogelijkheden om voor die specifieke kosten (bijzondere) bijstand of andere vergoedingen te ontvangen, in de wijze waarop van die mogelijkheden gebruik is gemaakt en in hoeverre appellante zich hierin onderscheidt van andere ouderen. Appellante wijst er voorts op dat het college voor een schuld maandelijks een bedrag van € 46,85 op haar inkomen inhoudt. Het ontbreken van reserveringsruimte door schulden is echter geen bijzondere omstandigheid als hier bedoeld. Dat appellante heeft moeten lenen en de goederen op afbetaling bij Wehkamp heeft moeten aanschaffen, waardoor haar schulden zijn toegenomen, levert evenmin een bijzondere omstandigheid op. Verder stond de noodzaak voor de verhuizing al een aantal jaren vast, zodat de met de verhuizing gepaard gaande kosten voor appellante voorzienbaar waren. Gelet op deze feiten en omstandigheden had appellante voor de onderhavige kosten kunnen en dienen te reserveren.
4.4.
Eerst ter zitting heeft appellante beroep gedaan op beleid van het college op grond waarvan in dit geval toch bijzondere bijstand zou kunnen worden verleend in de vorm van een renteloze lening of een gift. Nu dit door appellante gestelde beleid niet uit het dossier blijkt en ook overigens niet bij de Raad bekend is, en nu voorts het college hierop niet heeft kunnen reageren, moet dit betoog buiten bespreking blijven.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2016.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) A. Stuut

HD