ECLI:NL:CRVB:2016:1099
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht inzake proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep
Op 25 maart 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Staal, tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een geschil over de proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep. De rechtbank Utrecht had eerder op 9 november 2012 een uitspraak gedaan in deze kwestie, maar appellante trok haar hoger beroep in nadat het Uwv op 25 maart 2015 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante.
Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien het Uwv geen verweerschrift had ingediend en het onderzoek ter zitting met toestemming van partijen was achterwege gelaten. De Raad overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De Raad oordeelde dat het Uwv al een vergoeding van de kosten in bezwaar had toegekend, maar dat de kosten in beroep en hoger beroep nog ter beoordeling stonden.
De Raad besloot het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten werden begroot op € 992,- in beroep en € 992,- in hoger beroep, wat resulteerde in een totale veroordeling van het Uwv tot een bedrag van € 1.984,-. Deze uitspraak werd gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van N. Talhaoui als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 25 maart 2016.