ECLI:NL:CRVB:2016:1097
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in hoger beroep inzake bijstandsverlening na intrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn bijstandsverlening zien intrekken na een ontruiming van zijn woning op 6 mei 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag had de bijstand opgeschort en later ingetrokken, waarna de appellant bezwaar had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk, omdat er geen procesbelang meer zou zijn, aangezien de appellant inmiddels bijstand had gekregen met terugwerkende kracht.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij wel degelijk procesbelang had, omdat hij niet op de hoogte was van een eerdere beslissing van het college die hem bijstand had verleend. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de appellant geen belang had bij de beoordeling van het beroep, omdat hij inmiddels bijstand ontving. De Raad heeft daarbij verwezen naar vaste rechtspraak over de vereisten voor procesbelang.
De uitspraak bevestigt dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.