ECLI:NL:CRVB:2016:1094

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
15-4615 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegewezen bijzondere bijstand voor de aanschaf van een koelkast en de hoogte van de vergoeding

In deze zaak heeft appellante op 23 januari 2014 bijzondere bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van een nieuwe koelkast. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft op 14 februari 2014 de aanvraag toegewezen, maar slechts 70% van de nieuwwaarde volgens de Prijzengids 2013/2014 van het NIBUD toegekend, wat resulteerde in een bedrag van € 171,50. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat zij van mening was dat een tafelmodel koelkast niet voldeed aan haar gezinssituatie.

De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak op 19 november 2014 het besluit van het college vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Het college heeft vervolgens op 16 december 2014 een nieuw besluit genomen, waarin het stelde dat appellante voor de gehanteerde richtprijs een nieuwe koelkast kon aanschaffen. Appellante heeft echter in beroep aangevoerd dat het college ten onrechte is uitgegaan van een tafelmodel koelkast.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat het college voldoende onderbouwd had dat een standaard koelkast verkrijgbaar was voor de door het college toegekende vergoeding van € 171,50. De Raad concludeerde dat de besluitvorming van het college in overeenstemming was met het gevoerde beleid en dat appellante geen bijzondere bijstand voor bezorgkosten had aangevraagd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

15/4615 WWB
Datum uitspraak: 29 maart 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
21 mei 2015, 15/326 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [naam] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2015. Namens appellante is [naam] verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door W.M. Haitjema.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 23 januari 2014 bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd voor onder meer de kosten van een nieuwe koelkast.
1.2.
Bij besluit van 14 februari 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 april 2014, heeft het college de aanvraag, voor zover die ziet op de kosten van een nieuwe koelkast, toegewezen. Daarbij heeft het college op grond van de beleidsvoorschriften voor de aanschaf van de koelkast 70% van de nieuwwaarde (richtprijs) volgens de Prijzengids 2013/2014 van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) in aanmerking genomen en aan appellante een bedrag van € 171,50 toegekend.
1.3.
Bij uitspraak van 19 november 2014 (ECLI:NL:RBMNE:2014:5863) heeft de rechtbank Midden-Nederland het beroep tegen het besluit van 1 april 2014 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar van appellante te nemen met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft daartoe overwogen, voor zover van belang, dat het college niet, althans niet kenbaar, ten aanzien van de koelkast heeft onderzocht of deze daadwerkelijk voor de toegekende vergoeding overeenkomstig de richtprijs kon worden aangeschaft.
1.4.
Ter uitvoering van de uitspraak van 19 november 2014 heeft het college op 16 december 2014 een nieuw besluit op bezwaar (bestreden besluit) genomen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld, voor zover van belang, dat uit onderzoek is gebleken dat appellante voor de gehanteerde richtprijs van € 171,50 een nieuwe koelkast kan aanschaffen. Het college heeft dit geadstrueerd aan de hand van uitdraaien van online aanbiedingen, waarin diverse tafelmodel koelkasten worden aangeboden voor € 119,- tot € 169,95.
1.5.
In beroep tegen het bestreden besluit heeft appellante aangevoerd dat het college ten onrechte is uitgegaan van een tafelmodel koelkast, aangezien een tafelmodel koelkast niet toereikend is voor de gezinssituatie van appellante.
1.6.
Op 17 februari 2015 is appellante overgegaan tot de aanschaf van een nieuwe koelkast voor de prijs van € 213,95, waarin een bedrag van € 14,95 aan bezorgkosten begrepen is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft aangevoerd dat de rechtbank in strijd met de goede procesorde het college heeft toegestaan ter zitting een nader stuk in te brengen, zonder de gemachtigde van appellante in de gelegenheid te stellen op het stuk te reageren. Deze grond treft geen doel. Het desbetreffende stuk - een uitdraai van een internetaanbieding, gedateerd 1 april 2015, waarop een koelvriescombinatie voor € 169,99 wordt aangeboden - vormt slechts een toelichting op het onder 1.4 genoemde standpunt van het college, in reactie op het onder 1.5 genoemde nader ingenomen standpunt van appellante. Gelet op de aard van de informatie en de geringe omgang ervan, is geen sprake van zodanige schending van de goede procesorde dat dit stuk bij de beoordeling van het beroep buiten beschouwing had dienen te worden gelaten. Daar komt bij dat appellante in hoger beroep opnieuw de gelegenheid heeft gehad op het betreffende stuk te reageren, nadat dat stuk in hoger beroep opnieuw door het college was ingebracht.
4.2.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.3.
Niet in geschil is dat de kosten voor de aanschaf van een koelkast in het geval van appellante voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, aangezien appellante die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kan voldoen. Het college voert met betrekking tot de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB het beleid dat in een dergelijk geval voor de aanschaf van een nieuwe koelkast bijzondere bijstand kan worden verleend. Bij de toepassing van het beleid hanteert het college het onder 1.2 genoemde uitgangspunt dat de vergoeding 70% bedraagt van de in tabel 10A van de NIBUD Prijzengids 2013/2014 genoemde prijzen voor huishoudelijke apparatuur. De door het college toegekende vergoeding van € 171,50 komt overeen met 70% van de in die tabel vastgestelde prijs voor een koelkast met vriesvak van € 245,-. Hiervan uitgaande is de besluitvorming van het college in overeenstemming met het gevoerde beleid.
4.4.
Anders dan appellante heeft betoogd heeft het college mede aan de hand van de ter zitting bij de rechtbank overgelegde, en in hoger beroep opnieuw ingebrachte informatie van het internet, voldoende onderbouwd dat een standaard koelkast verkrijgbaar was voor de door het college toegekende vergoeding van € 171,50. De stelling van appellante dat met de overgelegde informatie van het internet nog niet vaststaat dat de daarin genoemde koelkast ook eerder al voor die prijs verkrijgbaar was, houdt geen stand. Tussen het moment waarop appellante tot de aanschaf van een nieuwe koelkast is overgegaan (17 februari 2015) en het moment dat de door het college ingebrachte informatie beschikbaar was (1 april 2015) is immers slechts een korte periode van zes weken gelegen. Reeds om die reden valt niet in te zien waarom de in de door het college ingebrachte informatie genoemde koelkast, of een vergelijkbaar model koelkast, ook niet eerder al voor die prijs verkrijgbaar zou zijn.
4.5.
Ter zitting heeft appellante nog aangevoerd dat het college heeft verzuimd de bezorgkosten in de toe te kennen vergoeding te betrekken. Deze beroepsgrond slaagt niet. De gemachtigde van het college heeft ter zitting toegelicht dat op grond van het gevoerde beleid bij de toekenning van bijzondere bijstand voor een koelkast in beginsel geen rekening wordt gehouden met bijkomende kosten zoals bezorgkosten en dat appellante bijzondere bijstand voor die kosten afzonderlijk moet aanvragen. De beschikbare gegevens, waaronder het beleid van het college, bieden geen aanknopingspunten deze toelichting in twijfel te trekken of voor onjuist te houden. Vaststaat dat appellante geen bijzondere bijstand voor deze kosten heeft gevraagd.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep geen doel treft, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2016.
(getekend) M. Hillen
(getekend) W. de Braal

HD