ECLI:NL:CRVB:2016:1093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 21 mei 2015 haar beroep ongegrond verklaarde. Appellante had op 8 december 2013 bij het Uwv Werkbedrijf een aanvraag voor bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na het indienen van een aanvraagformulier op 14 december 2013, ontving appellante op 19 december 2013 een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Almere om aanvullende gegevens te verstrekken. Appellante reageerde niet tijdig op dit verzoek en diende pas op 27 december 2013 stukken in, na afloop van de gestelde termijn.
Het college besloot op 31 december 2013 om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellante niet binnen de gestelde termijn was verschenen. Dit besluit werd later in bezwaar gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld en dat de aanvraag niet kon worden behandeld vanwege de onvolledigheid. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat de termijn door de feestdagen te kort was en dat het college niet had moeten besluiten tot buiten behandelingstelling.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante redelijkerwijs in staat had moeten zijn om de gevraagde gegevens tijdig aan te leveren en dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de beslissing van het college te herzien en dat het hoger beroep niet slaagde.