ECLI:NL:CRVB:2016:1076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op grond van niet-verzekering voor de Algemene Kinderbijslagwet na verhuizing naar het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in maart 2000 vanuit Nederland naar Marokko is verhuisd, ontving eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Deze uitkering werd echter op 2 april 2001 ingetrokken. In juni 2008 werd de WAO-uitkering met terugwerkende kracht opnieuw toegekend, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde de toekenning van kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor de periodes van het derde kwartaal van 2007 en het vierde kwartaal van 2010, omdat de appellant niet verzekerd was voor de AKW. De rechtbank heeft het beroep tegen deze weigering ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant vanaf zijn vertrek uit Nederland in maart 2000 niet meer verplicht verzekerd was voor de volksverzekeringen, omdat hij geen ingezetene van Nederland meer was en geen werkzaamheden in loondienst had verricht. De Raad heeft ook geconcludeerd dat de overgangsregeling in artikel 27 van KB 746 niet van toepassing was op de appellant, omdat hij vóór 1 januari 2000 niet verzekerd was op grond van artikel 26 van KB 746. De Raad heeft bevestigd dat de Svb terecht heeft beslist dat de appellant over het tweede kwartaal van 2012 tot en met het tweede kwartaal van 2013 geen recht had op kinderbijslag, omdat hij niet verzekerd was krachtens de AKW.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzending van de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.