ECLI:NL:CRVB:2016:1067
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terugwerkende kracht bevordering en salarisbetaling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 1 september 2000 werkzaam was bij de gemeente, verzocht om met terugwerkende kracht bevorderd te worden naar de functie van [functie B] en het bijbehorende salaris uit te betalen. Dit verzoek was gebaseerd op vermeende toezeggingen van voormalige medewerkers van de gemeente. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen bewijs was voor de gestelde toezeggingen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er wel degelijk toezeggingen zijn gedaan en dat het college onvoldoende onderzoek heeft verricht naar deze toezeggingen. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging is gedaan die appellant gerechtvaardigde verwachtingen heeft gewekt. De bewijslast voor het bestaan van de toezegging lag bij appellant, maar hij heeft geen overtuigend bewijs geleverd.
De Raad heeft verder opgemerkt dat appellant nooit eerder juridische stappen heeft ondernomen om het college tot nakoming van de gestelde toezegging te dwingen. Hierdoor was het college niet verplicht om verder onderzoek te doen naar de gestelde toezeggingen. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.