ECLI:NL:CRVB:2016:1053
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond wegens niet tijdig ingediende gronden van hoger beroep
Op 3 maart 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetzaak, waarbij het verzet ongegrond werd verklaard. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 mei 2015, met zaaknummer 14/5083. De appellant, de Minister van Economische Zaken, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 19 november 2015. De Raad oordeelde dat de gronden van het hoger beroep niet tijdig waren ingediend en dat er geen verschoonbare redenen waren voor deze termijnoverschrijding.
Tijdens de zitting verklaarde mr. F.P.M. Kousen, de gemachtigde van de appellant, dat hij zich had vergist bij de berekening van de laatste dag van de termijn. De Raad oordeelde echter dat deze vergissing niet voldoende was om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De Raad concludeerde dat de gronden van het hoger beroep na het verstrijken van de termijn waren ingediend en dat er geen andere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van processtukken in bestuursrechtelijke procedures en bevestigt dat vergissingen in de berekening van termijnen niet automatisch leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T.G.M. Simons als voorzitter en C. Moustaïne als griffier.