ECLI:NL:CRVB:2015:973
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F. Hogendijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag IOAZ-uitkering en toepassing artikel 4:6 Awb
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, geboren op 12 mei 1955, had in 2011 een aanvraag ingediend voor herleving van zijn IOAZ-uitkering, nadat deze eerder in 2008 was afgewezen. De Raad oordeelde dat de aanvraag van 2011 moet worden gezien als een herhaling van de aanvraag uit 2008, waarop het college van burgemeester en wethouders van Dongen in 2009 al had beslist. Volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan een herhaalde aanvraag afwijzen als er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn aangedragen door de aanvrager.
De Raad concludeerde dat het college de aanvraag van appellant terecht heeft afgewezen, omdat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had gepresenteerd die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college niet verplicht was om in te gaan op de argumenten van appellant met betrekking tot zijn recht op een IOAZ-uitkering, aangezien de toetsing zich moest beperken tot de vraag of er sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het college geen dwangsom verschuldigd was, omdat het tijdig op de bezwaren van appellant had beslist.
De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van nieuwe feiten of omstandigheden bij herhaalde aanvragen en de toepassing van artikel 4:6 van de Awb. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond.