ECLI:NL:CRVB:2015:815
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering uitkering op grond van de Wet WIA met betrekking tot medische geschiktheid en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) had aangevraagd, was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen op basis van de vaststelling dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen als zorgvuldig had beoordeeld.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn rugklachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van zijn beperkingen. Hij stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onvoldoende ruimte bood voor afwisseling in houding, wat volgens hem noodzakelijk was gezien zijn klachten. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing en stelde dat de beperkingen van de appellant correct waren vastgesteld.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad concludeerde dat de appellant, uitgaande van de door het Uwv vastgestelde beperkingen, medisch geschikt was voor de functies die aan hem waren voorgehouden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde.