ECLI:NL:CRVB:2015:769
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor WIA-functies na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geschiktheid van appellante voor haar arbeid na psychische klachten. Appellante, die eerder als overblijfkracht werkte, meldde zich in 2008 ziek vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde in 2010 dat zij niet arbeidsongeschikt was en geschikt werd geacht voor verschillende functies. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In 2012 meldde zij zich opnieuw ziek, waarna haar Ziektewet-uitkering werd beëindigd omdat het Uwv haar weer geschikt achtte voor de eerder geduide functies. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar psychische toestand was verslechterd en dat de functies die het Uwv had geduid niet meer geschikt voor haar waren. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd hadden dat appellante per 24 september 2012 geschikt was voor ten minste één van de functies. De Raad wees erop dat de GAF-score en het medicatieoverzicht geen doorslaggevende betekenis hadden voor de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had beëindigd, omdat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die haar standpunt onderbouwden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.