ECLI:NL:CRVB:2015:745
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens onvoldoende medewerking aan arbeidsinschakeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die bijstand ontving, had binnen twaalf maanden opnieuw onvoldoende meegewerkt aan een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Het college had daarom besloten om de bijstand van de appellant gedurende twee maanden met 100 procent te verlagen. De appellant heeft betoogd dat zijn beperkingen volgens de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet op de juiste wijze zijn vastgesteld en dat hij niet in staat was om de aangeboden arbeid te verrichten. Hij heeft echter niet kunnen onderbouwen dat zijn medische situatie niet correct was beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn beperkingen niet juist waren vastgesteld en dat hij niet in staat was om de aangeboden werkzaamheden te verrichten. De Raad heeft de beroepsgronden van de appellant verworpen en geconcludeerd dat het college terecht een maatregel had opgelegd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 maart 2015.