ECLI:NL:CRVB:2015:724
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijzondere bijstand en terugvordering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijzondere bijstand die aan appellant was toegekend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving bijzondere bijstand voor de kosten van de vaste lasten van zijn woning tijdens zijn detentie. Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden heeft na een onderzoek vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zijn vriendin in zijn woning verbleef. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bedragen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland bevestigd, waarin werd geoordeeld dat appellant verantwoordelijk was voor het verblijf van zijn vriendin in zijn woning en dat hij dit had moeten melden aan het college. De Raad oordeelde dat de verklaring van de vriendin, die aangaf dat zij vanaf 1 februari 2011 met appellant samenwoonde, geloofwaardig was. Appellant's stelling dat hij niet op de hoogte was van haar verblijf werd niet geloofd, gezien de omstandigheden en de verklaringen die waren afgelegd.
De Raad concludeerde dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden, wat de intrekking van de bijstand rechtvaardigde. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het bezwaar van appellant ongegrond werd verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.