ECLI:NL:CRVB:2015:66
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen kwijtschelding van openstaande vorderingen ingevolge de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D. van der Wal, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding van openstaande vorderingen ingevolge de Wet werk en bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had dit verzoek afgewezen op basis van het feit dat de appellant niet gedurende een periode van vijf jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor kwijtschelding zoals gesteld in de beleidsregels inkomensvoorzieningen.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, waarbij hij aanvoerde dat voortzetting van de terugvordering zou leiden tot onaanvaardbare financiële gevolgen. De Raad overwoog echter dat de gronden van de appellant in wezen een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd. De Raad kon zich volledig vinden in het oordeel van de rechtbank en bevestigde de eerdere uitspraak. De Raad concludeerde dat de appellant onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van dringende redenen die een uitzondering op de terugvordering rechtvaardigden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.