ECLI:NL:CRVB:2015:65
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens gebrek aan medewerking aan huisbezoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had op 2 januari 2013 een aanvraag voor bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat de appellant geen medewerking had verleend aan een noodzakelijk huisbezoek dat was ingesteld om zijn woonsituatie te verifiëren. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De appellant stelde in hoger beroep dat hij wel bereid was om medewerking te verlenen aan een huisbezoek, maar dat hij andere verplichtingen had op het moment dat het huisbezoek gepland was. De Raad overwoog dat het aan de appellant was om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van zijn aanvraag. De Raad concludeerde dat er geen zwaarwegende redenen waren voor de appellant om het huisbezoek te weigeren. De Raad benadrukte dat het belang van het bijstandverlenend orgaan om de woonsituatie van de appellant te verifiëren groot was en dat alleen zwaarwegende redenen een rechtvaardiging konden vormen voor het weigeren van medewerking aan een huisbezoek.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er zwaarwegende redenen waren om het huisbezoek te weigeren, en dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was.