ECLI:NL:CRVB:2015:568
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- P.H. Banda
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om verhoging WAO-uitkering wegens hulpbehoevendheid
In deze zaak heeft appellant, die sinds 10 juni 2002 een WAO-uitkering ontvangt, op 14 maart 2012 een aanvraag ingediend voor verhoging van zijn uitkering wegens hulpbehoevendheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 5 juli 2012 afgewezen, omdat uit verzekeringsgeneeskundig onderzoek bleek dat er geen medische noodzaak was voor geregelde oppassing en verzorging. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd door het Uwv ongegrond verklaard op 15 januari 2013. De rechtbank Noord-Nederland heeft in een eerdere uitspraak op 11 juni 2013 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd verwezen naar de Beleidsregel verhoging uitkering bij hulpbehoevendheid.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hij recht heeft op een verhoging van zijn WAO-uitkering, omdat hij door zijn éénarmigheid geheel hulpbehoevend zou zijn. Hij heeft diverse stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt, waaronder brieven van zijn orthopedisch chirurg en fysiotherapeut. De Centrale Raad van Beroep heeft echter de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad oordeelt dat de door appellant aangevoerde argumenten en overgelegde stukken geen concrete aanknopingspunten bieden om het standpunt van de verzekeringsarts in twijfel te trekken.
De Raad concludeert dat er geen objectief-medische noodzaak is voor toezicht of oppas, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 20 februari 2015, waarbij de proceskosten niet zijn toegewezen.