ECLI:NL:CRVB:2015:4999
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.K. Bhadai, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 6 juni 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dit besluit was in bezwaar en beroep door de rechtbank bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant, die stelde dat zijn behandelend artsen hem niet in staat achten om te werken en dat het Uwv onvoldoende informatie had ingewonnen bij zijn huisarts, beoordeeld. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts. De Raad benadrukte dat de verzekeringsarts in beginsel mag vertrouwen op zijn eigen oordeel, en dat er geen noodzaak was om aanvullende informatie bij de huisarts op te vragen, gezien de beschikbare medische gegevens.
De Raad concludeerde dat appellant in staat was de functies te vervullen die aan de schatting ten grondslag lagen, en dat hij niet voldeed aan de vereisten voor een IVA-uitkering wegens volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.