ECLI:NL:CRVB:2015:4954

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
4 januari 2016
Zaaknummer
14-5655 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van herzieningsverzoek WAO-uitkering en nieuwe feiten

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om herziening van de WAO-uitkering werd afgewezen. Appellant ontving een WAO-uitkering, die in 1996 werd ingetrokken. Na meerdere verzoeken om herziening, waaronder een verzoek in 2010 dat werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren, heeft appellant opnieuw verzocht om zijn aanspraken te beoordelen. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant geen medische gegevens heeft ingediend ter ondersteuning van zijn verzoek en dat er geen informatie beschikbaar is die kan bijdragen aan de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat het Uwv het verzoek van appellant terecht als een verzoek om herziening heeft aangemerkt. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten zijn die de herziening van het besluit rechtvaardigen, en dat het Uwv de aanvraag van appellant terecht heeft afgewezen. De uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 november 2015.

Uitspraak

14/5655 WAO
Datum uitspraak: 27 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 augustus 2014, 14/1366 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2014.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant ontving een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Bij besluit van 14 november 1996 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant met ingang van 9 december 1995 ingetrokken.
1.2.
Op 5 oktober 2000 heeft appellant opnieuw verzocht om toekenning van een
WAO-uitkering. Tevens heeft appellant verzocht om zijn aanspraken te beoordelen in het licht van artikel 43a van de WAO. Het Uwv heeft na medisch onderzoek bij besluit van 30 juni 2005 aan appellant meegedeeld dat geen sprake is van toegenomen beperkingen als gevolg van psychische klachten, binnen vijf jaar na intrekking van de uitkering. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 18 november 2005 ongegrond verklaard. In zijn uitspraak van 30 juni 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2790) heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellant met toepassing van artikel 43a, eerste lid, van de WAO voor een uitkering in aanmerking te brengen.
1.3.
Op 25 mei 2010 heeft appellant een verzoek gedaan om herziening van de
WAO-uitkering, omdat hij nog steeds ziek is. Bij besluit van 21 juni 2010 heeft het Uwv het verzoek om herziening afgewezen omdat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij besluit van 18 augustus 2010 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Dit besluit staat in rechte vast.
1.4.
Bij brief van 10 juni 2013 heeft appellant opnieuw verzocht om zijn aanspraken op een WAO-uitkering te beoordelen. Bij besluit van 23 september 2013 heeft het Uwv het verzoek om herziening van het besluit van 21 juni 2010 afgewezen. Bij besluit van 6 februari 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van
23 september 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant
tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv het verzoek van appellant terecht heeft aangemerkt als een verzoek om herziening van het besluit van 21 juni 2010. De rechtbank heeft overwogen dat appellant enkel heeft gesteld dat hij nog steeds ziek is. Appellant heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij ziek is en geen werk kan verrichten.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet is gebleken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. Appellant heeft ter ondersteuning van zijn verzoek om zijn arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen geen medische gegevens ingezonden. Tevens ontbreekt informatie die kan bijdragen aan het oordeel van de bestuursrechter dat het besluit van 21 juni 2010, waarvan herziening is gevraagd, niet kan worden gehandhaafd voor zover het gaat om eventuele aanspraken vanaf de datum waarop de herhaalde aanvraag is ingediend, te weten 10 juni 2013.
4.2.
Het Uwv mocht de aanvraag van appellant dan ook afwijzen en het besluit op de aanvraag na bezwaar handhaven. De rechtbank heeft het bestreden besluit terecht in stand gelaten.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2015.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) P. Boer

AP