ECLI:NL:CRVB:2015:487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de beëindiging van de WIA-uitkering en de beoordeling van de belastbaarheid van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WIA-uitkering te beëindigen. De zaak betreft de intrekking van de werkhervattingsuitkering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten, die door het Uwv met ingang van 23 januari 2012 is stopgezet, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 19 december 2014 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn gronden van beroep toegelicht, waarbij hij vooral medische argumenten naar voren heeft gebracht. Hij betwistte de zorgvuldigheid van het onderzoek door de verzekeringsarts en stelde dat de belastbaarheid niet goed was vastgesteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het besluit van het Uwv voldoende was gemotiveerd en dat de verzekeringsarts niet verplicht was tot een uitgebreid lichamelijk onderzoek, gezien de beschikbare informatie van de behandelend cardioloog. De Raad heeft vastgesteld dat de belasting van de voorgehouden functies de functionele mogelijkheden van appellant niet overschrijdt en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.