ECLI:NL:CRVB:2015:4823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering verhoging WAO-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WAO-uitkering te verhogen. Appellant, die sinds 1993 een WAO-uitkering ontvangt, heeft in 2010 een toename van zijn arbeidsongeschiktheid geclaimd. Het Uwv heeft deze claim afgewezen, omdat de toename buiten de vijfjaarstermijn valt zoals vastgelegd in artikel 39a van de WAO. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant niet kon onderbouwen met objectieve medische gegevens.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op goede gronden heeft vastgesteld dat er geen toename van beperkingen is, en dat de rugklachten van appellant niet leiden tot een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad wijst erop dat de door appellant ingebrachte medische informatie van een neuroloog niet relevant is voor de beoordeling van de situatie in de relevante periode. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.