ECLI:NL:CRVB:2015:4782

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
13/4685 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Amsterdam inzake WAO en kostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2013. De zaak betreft een appellant die in Spanje woont en in beroep ging tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 16 mei 2012. De Raad had eerder op 11 september 2015 een tussenuitspraak gedaan, waarin het Uwv werd opgedragen om gebreken in het besluit te herstellen. Het Uwv heeft op 30 september 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarover de appellant zijn zienswijze heeft gegeven. De Raad heeft het onderzoek gesloten en de zaak beoordeeld.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met het nieuwe besluit van 30 september 2015 volledig tegemoet is gekomen aan het inhoudelijk bezwaar van de appellant. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen belang meer was bij een beoordeling van het hoger beroep. De Raad heeft tevens geoordeeld dat het Uwv de kosten die de appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep heeft gemaakt, moet vergoeden. De proceskosten zijn begroot op € 980,- in bezwaar, € 980,- in beroep en € 1.225,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. De Raad heeft de kosten in bezwaar als samenhangend aangemerkt, omdat de bezwaarschriften gelijktijdig door het Uwv zijn behandeld.

De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 december 2015. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een totaalbedrag van € 3.185,- en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van in totaal € 160,- aan de appellant vergoedt.

Uitspraak

13/4685 WAO
Datum uitspraak: 23 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2013, 12/3152 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Spanje (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 11 september 2015 tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2015:3169), waarin het Uwv is opgedragen om de gebreken in het besluit van 16 mei 2012 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Ter uitvoering van deze tussenuitspraak heeft het Uwv op 30 september 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar ingezonden.
Namens appellant heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat, bij brief van 5 november 2015 een zienswijze ingestuurd over dit nieuwe besluit. Het Uwv heeft hierop gereageerd.
De Raad heeft de zaak verwezen naar een enkelvoudige kamer.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:108 van die wet, heeft de Raad het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Verwezen wordt naar de tussenuitspraak van 11 september 2015 voor de feiten waarvan wordt uitgegaan bij de oordeelsvorming. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
1.2.
Met het besluit van 30 september 2015 heeft het Uwv appellant laten weten dat de korting op het Spaanse pensioen over de periode van 1 augustus 2008 tot 1 juli 2010 ongedaan wordt gemaakt en dat daardoor het terug te vorderen bedrag komt te vervallen.
1.3.
Namens appellant is in de brief van 5 november 2015 gemeld dat appellant zich met het nieuwe besluit kan verenigen, maar dat het Uwv heeft verzuimd een kostenvergoeding toe te kennen in bezwaar, te weten drie punten voor twee bezwaarschriften en één hoorzitting. Voorts is verzocht om vergoeding van proceskosten in beroep en in hoger beroep.
1.4.
Het Uwv heeft in reactie op deze brief aan de Raad meegedeeld dat in bezwaar sprake was van samenhangende zaken die beschouwd dienen te worden als één zaak, waardoor op basis van twee punten (één bezwaarschrift en één hoorzitting) vergoed dient te worden.
2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Vastgesteld wordt dat met het besluit van 30 september 2015 aan het inhoudelijk bezwaar van appellant geheel tegemoet is gekomen. Het hoger beroep zal dan ook niet-ontvankelijk verklaard worden nu niet is gebleken van enig belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.2.
De Svb wordt veroordeeld in de kosten die appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 980,- in bezwaar, € 980,- in beroep en op
€ 1.225,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. Met betrekking tot de kosten in bezwaar wordt het volgende opgemerkt. Voor zover moet worden aangenomen dat de gemachtigde van appellant tegen het herzieningsbesluit en het terugvorderingsbesluit afzonderlijk bezwaarschriften heeft ingediend, worden deze bezwaarschriften als samenhangend aangemerkt in de zin van artikel 3, eerste lid, van het Bpb, zoals dit artikel sinds 1 januari 2015 luidt, nu zij gelijktijdig door het Uwv zijn behandeld en de werkzaamheden - gezien de samenhang tussen de herziening en de terugvordering - in dit geval nagenoeg identiek waren.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.185,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 160,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2015.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.D.F. de Moor

UM