ECLI:NL:CRVB:2015:4756

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
14/6773 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag op basis van gezamenlijke inkomsten en bijstandsnorm

Op 22 december 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/6773 WWB. Deze uitspraak betreft het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Limburg van 12 november 2014, waarin het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke sociale dienst Brunssum Onderbanken Landgraaf (ISD BOL) ongegrond werd verklaard. Appellant ontving sinds 19 december 2008 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en had op 17 september 2013 een langdurigheidstoeslag aangevraagd. Het dagelijks bestuur heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de gezamenlijke inkomsten van appellant en zijn ex-partner in de 36 maanden voorafgaand aan de peildatum hoger waren dan de bijstandsnorm.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat het gezamenlijke inkomen van appellant en zijn ex-partner in de referteperiode aanzienlijk hoger was dan de geldende bijstandsnorm. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij gedurende de referteperiode een minimuminkomen heeft gehad, maar de Raad heeft deze beroepsgrond verworpen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant en zijn ex-partner meer dan een jaar samen op hetzelfde adres stonden ingeschreven en dat hun gezamenlijke inkomen in die periode substantieel boven de bijstandsnorm lag.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 december 2015.

Uitspraak

14/6773 WWB
Datum uitspraak: 22 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 12 november 2014, 14/1596 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke sociale dienst Brunssum Onderbanken Landgraaf (ISD BOL) (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Nadien heeft zich mr. P.H.A. Brauer, advocaat, als gemachtigde van appellant gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2015. Namens appellant is verschenen mr. S.V.A.Y. Dassen-Vranken, kantoorgenoot van mr. Brauer. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Michiels.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt sinds 19 december 2008 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.2.
Appellant heeft op 17 september 2013 met ingang van dezelfde datum een langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Wet werk en bijstand aangevraagd.
1.3.
Bij besluit van 14 oktober 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 april 2014 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de aanvraag van appellant afgewezen. Aan de besluitvorming heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat in de 36 maanden voorafgaand aan de peildatum 17 september 2013 sprake was van inkomsten die hoger waren dan 100% van de bijstandsnorm. Appellant heeft een deel van die periode samengewoond met zijn ex-partner [I.] (I) en hun kinderen op het [adres] te [woonplaats].
I ontving in die periode maandelijks inkomsten uit arbeid. Het gezamenlijke inkomen van gemiddeld € 1.700,13 netto per maand bedroeg meer dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor gehuwden van € 1.323,53 per maand.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor de hier van toepassing zijnde bepalingen verwijst naar de aangevallen uitspraak.
4.1.
Appellant en I hebben in de referteperiode meer dan een jaar samen ingeschreven gestaan op het [adres]. Ook al zou de periode van samenwoning, zoals appellant stelt, feitelijk slechts twee tot drie maanden hebben geduurd, dan is het gemiddelde gezamenlijke inkomen van appellant en I in die periode nog steeds aanzienlijk hoger geweest dan de voor hen geldende bijstandsnorm. De beroepsgrond van appellant dat hij gedurende de referteperiode steeds een minimuminkomen heeft gehad, mist dan ook feitelijke grondslag. Wat appellant overigens heeft aangevoerd, heeft geen betrekking op de onderhavige procedure en kan daarom buiten bespreking blijven.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2015.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD