ECLI:NL:CRVB:2015:474

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
13-4568 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van ontheffing van arbeidsverplichtingen op basis van psychologisch advies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Helmond. Dit college had appellant ontheven van zijn arbeidsverplichtingen voor een periode van een jaar, gebaseerd op een psychologisch rapport van M.A. Coppelmans. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.

De Raad heeft vastgesteld dat het college zijn besluitvorming terecht heeft gebaseerd op het advies van de psycholoog, waarin werd geconcludeerd dat appellant lijdt aan een forse persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Dit leidt tot structurele problemen in zijn functioneren, waardoor hij niet in staat is om te werken. De Raad oordeelt dat er geen medische of andere gegevens zijn overgelegd die de juistheid van het psychologisch advies in twijfel trekken. Daarom is er geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid appellant voor de duur van een jaar van zijn arbeidsverplichtingen heeft kunnen ontheffen.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

13/4568 WWB
Datum uitspraak: 17 februari 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
9 juli 2013, 12/600 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Helmond (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.J.A. van de Laar, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2014. Namens appellant is verschenen mr. Van de Laar. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
N.Y. Mugge.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2.
Naar aanleiding van een verzoek van Werkplein Regio Helmond van 1 maart 2011 heeft Atlant-Groep laten onderzoeken of appellant medisch en psychisch in staat is om te werken. In dat kader heeft M.A. Coppelmans, psycholoog, op 13 april 2011 een algemeen psychodiagnostisch onderzoek verricht. De psycholoog heeft de bevindingen van dat onderzoek neergelegd in een rapportage van 2 mei 2011.
1.3.
Bij besluit van 21 september 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 december 2011 (bestreden besluit), heeft het college appellant tot 1 september 2012 ontheven van de in artikel 9, eerste lid van de WWB neergelegde arbeidsverplichtingen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant stelt zich op het standpunt dat het college hem op grond van zijn medische beperkingen had moeten ontheffen voor de maximale periode van drie jaar.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het college heeft zijn besluitvorming gebaseerd op de rapportage van de psycholoog van 2 mei 2011. Daarin is geconcludeerd dat bij appellant sprake is van een forse persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale en narcistische trekken wat leidt tot structurele problemen in het persoonlijk en sociaal functioneren. De aanpassingsvermogens van appellant zijn zo gering dat inpassing in werk of traject niet mogelijk is. Niet omdat appellant feitelijk geen werkzaamheden zou kunnen verrichten, maar omdat hij door zijn gedrag een te grote bedreiging vormt voor zijn omgeving. Om tot een klachtenreductie te komen en om beter om te leren gaan met zijn persoonskenmerken wordt hulpverlening wenselijk geacht. Appellant kan zich hiervoor melden bij zijn huisarts.
4.2.
Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het college zich kon en mocht baseren op het advies van de psycholoog. Gelet op het advies van de psycholoog is verbetering niet uitgesloten. Appellant heeft geen medische of andere gegevens overgelegd die aanknopingspunten bieden te twijfelen aan de juistheid van het advies. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat het college appellant niet in redelijkheid voor de duur van een jaar heeft kunnen ontheffen van de arbeidsverplichtingen.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2015.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) O.P.L. Hovens

HD