ECLI:NL:CRVB:2015:4734
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens onrechtmatige activiteiten met laptops
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant ontving sinds 1 maart 1996 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding van de regiopolitie dat de appellant zich mogelijk bezig hield met de verkoop van gestolen goederen, heeft de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat de appellant handelde of bemiddelde bij de verkoop van laptops, waarvoor hij geen melding had gemaakt aan het college, wat een schending van zijn inlichtingenverplichting betekende.
Het college heeft daarop besloten de bijstand van de appellant over een bepaalde periode te herzien en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op bijstand, omdat hij geen deugdelijke administratie had bijgehouden van zijn activiteiten en geen objectieve gegevens kon overleggen ter onderbouwing van zijn stelling dat hij slechts een gering bedrag had verdiend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.