ECLI:NL:CRVB:2015:4714
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet woonachtig op uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellante, die vanaf 7 september 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante stond ingeschreven op het adres van haar moeder, maar na een melding dat zij niet meer op dat adres woonde, heeft de regionale sociale dienst een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de blokkering van de bijstand per 1 september 2013 en uiteindelijk tot de intrekking van de bijstand per 10 september 2013. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellante tegen deze besluiten ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante op 15 oktober 2013 is verhuisd naar Aken en dat de te beoordelen periode van 10 september 2013 tot 15 oktober 2013 loopt. De Raad oordeelt dat appellante in strijd met haar inlichtingenverplichting geen concrete gegevens heeft verstrekt over haar verblijfplaats in deze periode. Hierdoor kon het dagelijks bestuur niet vaststellen of appellante in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.
De uitspraak is gedaan door M. Hillen, met B. Fotchind als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2015.