ECLI:NL:CRVB:2015:47

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2015
Publicatiedatum
16 januari 2015
Zaaknummer
14-439 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in sociale zekerheidszaak met betrekking tot ouderdomspensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2015 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 23 september 2014, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft de hoogte van het ouderdomspensioen van appellant ingevolge de Algemene Ouderdomswet. De Raad heeft vastgesteld dat het verschuldigde griffierecht niet was betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring. Appellant heeft verzet aangetekend, vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Grégoire.

De Raad heeft in zijn overwegingen de bijzondere omstandigheden van het geval in aanmerking genomen. Het bleek dat er in totaal drie zaken waren geregistreerd, waarbij in twee van deze zaken griffierechten waren geheven, maar slechts eenmaal was betaald. De Raad heeft geoordeeld dat de anticumulatieregeling niet alleen in twee, maar in alle drie de zaken van toepassing moest zijn. Dit leidde tot de conclusie dat appellant niet in verzuim was geweest in de onderhavige zaak.

De uitspraak van 23 september 2014 is daarom vervallen, en het onderzoek in de zaak wordt voortgezet. De Raad heeft besloten de drie zaken met nummers 14/438 AOW, 14/439 AOW en 14/442 AOW gevoegd te behandelen. Er is geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier D.W.M. Kaldenhoven.

Uitspraak

14/439 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 11 december 2013, 12/1142 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank
Datum uitspraak: 16 januari 2015

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 23 september 2014 heeft de Raad het namens appellant door
mr. A.C.S. Grégoire ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 23 september 2014 heeft mr. Grégoire namens appellant verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 23 september 2014 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Namens appellant is, voor zover nu van belang, hoger beroep ingesteld tegen drie uitspraken van de rechtbank Limburg van 11 december 2013 die - kort gezegd - betrekking hebben op de hoogte van het ouderdomspensioen van appellant ingevolge de Algemene Ouderdomswet. In de bij Raad onder nummer 14/438 AOW geregistreerde zaak heeft de rechtbank beslist op het beroep tegen een besluit van 12 juni 2012, in de onder nummer 14/439 AOW geregistreerde zaak op het beroep tegen een besluit van 20 juni 2012 en in de onder nummer 14/442 AOW geregistreerde zaak op het beroep tegen een besluit van 3 oktober 2012. Met toepassing van de anticumulatieregeling van de artikelen 8:41, derde lid, en artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft (de griffier van) de Raad in deze drie zaken tweemaal griffierecht geheven. Het griffierecht is - slechts - eenmaal betaald. Daarop is in een van de zaken (de nu voorliggende zaak met nummer 14/439 AOW) het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad ziet in de - bijzondere - omstandigheden van dit geval aanleiding de anticumulatieregeling niet slechts toe te passen in twee van deze drie zaken maar in alle drie de zaken. Daaruit volgt dat appellant (ook) in de nu voorliggende zaak niet in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
23 september 2014 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad zal de drie zaken met de nummers 14/438 AOW, 14/439 AOW en 14/442 AOW gevoegd behandelen.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad in dit geval geen aanleiding.
Voor de goede orde merkt de Raad nog op dat deze uitspraak in geen enkel opzicht vooruitloopt op de - nog te geven - beslissingen op het verzet van appellant tegen de uitspraken van de Raad van 23 september 2014 in de zaken met de nummers 14/441 WWB en 14/444 WWB.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
16 januari 2015 .
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
nk