ECLI:NL:CRVB:2015:4671

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
14/5468 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake nabestaandenuitkering

Op 10 december 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/5468 ANW, waarbij het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak werd afgewezen. De verzoekster, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 augustus 2014, waarin haar verzet tegen een eerdere uitspraak ongegrond werd verklaard. De Raad had in die eerdere uitspraak geoordeeld dat het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2013 niet-ontvankelijk was, omdat het verschuldigde griffierecht niet was betaald.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat verzoekster geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid had ingediend die aanleiding gaf tot herziening, zoals vereist volgens artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op basis van feiten die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die de indiener van het verzoek vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak.

De griffier, R.G. van den Berg, en de voorzitter, T.G.M. Simons, ondertekenden het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en het verzoek om herziening werd definitief afgewezen.

Uitspraak

14/5468 ANW
Datum uitspraak: 10 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 augustus 2014, 13/5408
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats] , Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: T.G.M. Simons
Griffier: R.G. van den Berg
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.
Bij de uitspraak van 13 augustus 2014 heeft de Raad het verzet van verzoekster tegen de uitspraak van de Raad van 26 maart 2014 ongegrond verklaard. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 augustus 2013, 12/6284, terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet is betaald.
3.
Verzoekster heeft bij brief van 16 september 2014 gevraagd om haar recht op nabestaandenuitkering opnieuw te beoordelen.
4.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb naar voren heeft gebracht. Het verzoek bevat immers geen gronden die betrekking hebben op de reden waarom het verzet bij de uitspraak van 13 augustus 2014 ongegrond is verklaard.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier De voorzitter
(getekend) R.G. van den Berg (getekend) T.G.M. Simons

HD