Uitspraak
BESLISSING
GRONDEN VAN DE BESLISSING
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Bij de uitspraak van 13 augustus 2014 heeft de Raad het verzet van verzoekster tegen de uitspraak van de Raad van 26 maart 2014 ongegrond verklaard. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
Verzoekster heeft bij brief van 16 september 2014 gevraagd om haar recht op nabestaandenuitkering opnieuw te beoordelen.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb naar voren heeft gebracht. Het verzoek bevat immers geen gronden die betrekking hebben op de reden waarom het verzet bij de uitspraak van 13 augustus 2014 ongegrond is verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.