ECLI:NL:CRVB:2015:4669

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
21 december 2015
Zaaknummer
14/5556 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake nabestaandenuitkering

Op 10 december 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/5556 ANW. Het betreft een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 13 augustus 2014. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening van de uitspraak waarbij haar verzet tegen een eerdere beslissing ongegrond was verklaard. De Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van feiten en omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, die de indiener van het verzoek vóór de uitspraak niet bekend waren en die redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Verzoekster heeft in haar verzoek geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid aangedragen die aan deze voorwaarden voldoet.

De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek om herziening niet is bedoeld voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. In dit geval heeft verzoekster geen gronden aangevoerd die betrekking hebben op de reden waarom haar verzet eerder ongegrond is verklaard. De Raad heeft daarom het verzoek om herziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die een herziening rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T.G.M. Simons als voorzitter en R.G. van den Berg als griffier.

Uitspraak

14/5556 ANW
Datum uitspraak: 10 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 augustus 2014, 14/567
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats] , Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: T.G.M. Simons
Griffier: R.G. van den Berg
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.
Bij de uitspraak van 13 augustus 2014 heeft de Raad het verzet van verzoekster tegen de uitspraak van de Raad van 23 mei 2014 ongegrond verklaard. De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
30 december 2013, 12/1042, terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet is betaald.
3.
Verzoekster heeft bij brief van 19 september 2014 gevraagd om haar recht op nabestaandenuitkering opnieuw te beoordelen.
4.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1218) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb naar voren heeft gebracht. Het verzoek bevat immers geen gronden die betrekking hebben op de reden waarom het verzet bij de uitspraak van 13 augustus 2014 ongegrond is verklaard.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier De voorzitter
(getekend) R.G. van den Berg (getekend) T.G.M. Simons

HD