ECLI:NL:CRVB:2015:4660
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA na medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die als verkoper buitendienst werkte, was uitgevallen wegens arm-, hand- en beenklachten, aangevuld met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 14 januari 2013 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv zijn beperkingen had onderschat en dat hij door de ernst van zijn klachten niet in staat was om arbeid te verrichten. De Raad beoordeelde de argumenten van appellant en concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de uitkomsten van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De verzekeringsarts had overtuigend gemotiveerd welke beperkingen appellant ondervond en waarom er geen verdere beperkingen aangenomen hoefden te worden. De Raad bevestigde dat appellant in staat was de geselecteerde voorbeeldfuncties te vervullen, zoals vastgesteld door de arbeidsdeskundige.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 7 december 2015.