ECLI:NL:CRVB:2015:4546
Centrale Raad van Beroep
Afwijzing bijstandsaanvraag met terugwerkende kracht wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) na het faillissement van zijn bedrijf. De aanvraag voor bijstand was gedaan op 20 november 2012, met een gewenste ingangsdatum van 1 augustus 2012. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de WW-uitkering op 7 september 2012 duidelijkheid had gegeven over de rechten van de appellant. De Raad stelde vast dat de appellant zich niet tijdig had gemeld voor bijstand, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regels rechtvaardigden. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde dit oordeel. De Raad benadrukte dat er geen recht op bijstand bestaat over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De appellant had niet aangetoond dat hij door psychische klachten niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing en wees het verzoek om schadevergoeding af.