ECLI:NL:CRVB:2015:451

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
13-3070 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
  • C.H. Bangma
  • G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functieprofiel en werkzaamheden van beveiligingsmedewerkers aan de Technische Universiteit Eindhoven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellanten, werkzaam als beveiligingsmedewerkers bij de Technische Universiteit Eindhoven, stelden dat hun werkzaamheden wezenlijk afweken van het functieprofiel van beveiligingsmedewerker 2, zoals vastgesteld in het Universitair Functieordenen (UFO) systeem. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellanten niet konden aantonen dat hun werkzaamheden significant afweken van het functieprofiel. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de taken die de appellanten uitvoerden, zoals het signaleren van incidenten en het registreren van voorvallen, binnen de kernactiviteiten van het functieprofiel vielen. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een combinatiefunctie en dat de appellanten niet konden aantonen dat hun werkzaamheden wezenlijk anders waren dan die van beveiligingsmedewerker 2. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/3070 AW e.v. (zie bijlage)
Datum uitspraak: 19 februari 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
26 april 2013, 12/3992 e.v. (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] te [woonplaats 1] en vijf anderen, zoals vermeld op de bij deze uitspraak behorende lijst (appellanten)
het college van bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft dr. ir. F.A. Veer hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2015. [appellant 4] is verschenen, bijgestaan door dr. ir. Veer (Veer). Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.A.S. Andela, drs. M. Boers, drs. A.C.J. Sens en
ing. M. Jahnke.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellanten zijn werkzaam als beveiligingsmedewerker bij de Technische Universiteit Eindhoven. Op 1 april 2003 is het systeem van Universitair Functieordenen (UFO) in werking getreden. Bij besluit van 12 februari 2004 heeft het college de werkzaamheden van appellanten ingedeeld in het functieprofiel beveiligingsmedewerker 2 (salarisschaal 5). Deze variant van de functie van beveiligingsmedewerker is aan de orde als geen sprake is van het coördineren van werkzaamheden van de medewerkers van de afdeling. Tegen het besluit van 12 februari 2004 zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2.
Bij brief van 23 december 2011 heeft Veer aan het college meegedeeld dat aan appellanten de laatste jaren werkzaamheden zijn opgedragen die niet onder het functieprofiel van beveiligingsmedewerker 2 vallen, maar wel onder het functieprofiel van onder andere centralist, welk profiel in april 2008 aan het UFO is toegevoegd. Verzocht is om te bepalen dat sprake is van een combinatiefunctie in de zin van het UFO met de daarbij behorende (hogere) inschaling. Bij besluit van 17 januari 2012 heeft het college dit verzoek afgewezen.
1.3.
Het bezwaar daartegen is bij besluit van 30 oktober 2012 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de aan appellanten opgedragen werkzaamheden (nog steeds) vallen onder het functieprofiel van beveiligingsmedewerker 2 en dat van aansturen zoals bedoeld in het functieprofiel van centralist geen sprake is.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat appellanten er niet in zijn geslaagd om aannemelijk te maken dat de feitelijk aan hen opgedragen werkzaamheden wezenlijk afwijken van het functieprofiel van beveiligingsmedewerker 2. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat ook de werkzaamheden die appellanten in de centrale meldpost verrichten tot dit functieprofiel behoren. In dit verband heeft de rechtbank het standpunt van het college gevolgd dat bij die werkzaamheden wel centrale aansturing ten aanzien van de
informatie-uitwisseling plaatsvindt, maar geen aansturing van beveiligingsactiviteiten.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Gelet op de door partijen in hoger beroep ingenomen standpunten moet in de eerste plaats worden beoordeeld of appellanten aannemelijk hebben gemaakt dat de aan hen, na de komst van een nieuwe, technisch beter uitgerust, centrale meldpost, opgedragen werkzaamheden wezenlijk afwijken van het functieprofiel van beveiligingsmedewerker 2. In dit functieprofiel is als doel van de functie vermeld het signaleren en voorkomen van incidenten en onveilige situaties, alsmede het optreden bij incidenten en calamiteiten, teneinde gebruikers en bezoekers in staat te stellen gebruik te maken van veilige gebouwen en terreinen. Tot de kernactiviteiten van de functie behoren onder meer het lopen van surveillancerondes en/of het bekijken van bewakingsmonitoren alsmede het registreren van voorvallen en meldingen tijdens de dienst, en het bespreken en overdragen hiervan aan collega’s. Appellanten verrichten bij toerbeurt werkzaamheden in de centrale meldpost, waarbij zij de omvang van die werkzaamheden in onderling overleg kunnen bepalen. Als een beveiligingsmedewerker in de centrale meldpost een waarneming doet die wijst op een incident of calamiteit, geeft de medewerker dit door aan een directe collega die op dat moment een surveillanceronde loopt, zodat die collega naar aanleiding van de melding zonodig actie kan ondernemen. Anders dan appellanten hebben aangevoerd, is hierbij geen sprake van het aansturen van die collega in de zin van het UFO, maar alleen van informatie-uitwisseling. Deze taak valt binnen het doel en de daarmee samenhangende kernactiviteiten van het functieprofiel van beveiligingsmedewerker 2. Ook anderszins is niet aannemelijk gemaakt dat aan appellanten werkzaamheden zijn opgedragen die wezenlijk afwijken van het functieprofiel van beveiligingsmedewerker 2.
3.2.
Gelet op hetgeen onder 3.1 is overwogen, wordt niet toegekomen aan de vraag of hier sprake is van een combinatiefunctie in de zin van het UFO.
3.3.
Uit 3.1 en 3.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en C.H. Bangma en G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als leden, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2015.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD

Lijst van appellanten:
Procedurenummer Appellant
13/3070 AW [appellant 1] te [woonplaats 1]
13/3071 AW [appellant 2] te [woonplaats 2]
13/3072 AW [appellant 3] te [woonplaats 3]
13/3073 AW [appellant 4] te [woonplaats 4]
13/3074 AW [appellant 5] te [woonplaats 5]
13/3075 AW [appellant 6] te [woonplaats 6]