ECLI:NL:CRVB:2015:4504
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 17 juni 2014 het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante ontving een loongerelateerde WGA-uitkering, die per 14 juli 2012 was gewijzigd in een WGA-vervolguitkering. Na een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, die was vastgesteld op 35 tot 45%, heeft het Uwv besloten dat deze mate van arbeidsongeschiktheid niet werd verhoogd en de uitkering per 29 augustus 2013 beëindigd, omdat appellante op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 4 december 2015 behandeld. Tijdens de zitting is appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. K.U.J. Hopman, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W. van Nieuwburg. De Raad heeft overwogen dat er geen reden is om de uitkomsten van het medisch onderzoek en het oordeel van de verzekeringsartsen over de belastbaarheid van appellante te betwijfelen. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van appellante adequaat had beoordeeld en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De beslissing van de rechtbank om het beroep ongegrond te verklaren, wordt derhalve bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.