ECLI:NL:CRVB:2015:4432
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- J.R. van Ravenstein
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-toeslag en terugvordering van te veel betaalde toeslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de AOW-toeslag van appellant en de terugvordering van te veel betaalde toeslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant, woonachtig in België, ontving een ouderdomspensioen met een toeslag die afhankelijk was van het inkomen van zijn partner. In april 2012 meldde appellant dat zijn partner inkomen had, waarna de Svb verzocht om loonstroken. De Svb herzag de toeslag over de periode van maart tot en met augustus 2012 en vorderde € 2.115,06 terug. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep betoogde appellant dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van de Svb onderschreef. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de verhoging van het inkomen van zijn partner zou leiden tot een herziening van de toeslag. De Raad bevestigde dat de Svb consistent beleid had gevoerd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de herziening af te zien.
De Raad benadrukte dat de Svb op grond van de AOW verplicht is tot terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslag, tenzij er dringende redenen zijn om hiervan af te zien. Appellant had niet aangetoond dat de terugvordering hem in een noodsituatie zou brengen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.