ECLI:NL:CRVB:2015:4409

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
13-6748 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstand op basis van intrekkingsbesluit zonder zelfstandige gronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Heerlen. Appellant had zijn bijstandsuitkering, verstrekt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), ingetrokken gekregen per 15 september 2011, met een terugvordering van € 16.763,02 over de periode van 15 juni 2010 tot en met 31 augustus 2011. Het college stelde dat appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Appellant had geen beroep ingesteld tegen het intrekkingsbesluit van 19 december 2011, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar was geworden.

De rechtbank Limburg had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Raad oordeelde dat er geen zelfstandige gronden waren ingediend tegen het intrekkingsbesluit. Hierdoor kon de Raad niet ingaan op de gronden die betrekking hadden op de intrekking van de bijstand. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, aangezien er geen rechtsmiddelen waren aangewend tegen het intrekkingsbesluit. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter R.H.M. Roelofs, met C.M. Fleuren als griffier.

Uitspraak

13/6748 WWB
Datum uitspraak: 8 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
6 november 2013, 12/1149 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.J.P. Lemmen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is gevoegd met de zaak 13/6736 WWB ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 27 oktober 2015. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. In de zaak
13/6736 WWB wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 13 oktober 2011 heeft het college de bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) van appellant per 15 september 2011 ingetrokken. Voorts heeft het college bij dit besluit tevens de bijstand daaraan voorafgaand met ingang van 15 juni 2010 ingetrokken. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat door het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting het recht op bijstand van appellant niet is vast te stellen. Het college heeft het bezwaar tegen dit besluit in verband met het niet indienen van de gronden van het bezwaar bij besluit van 19 december 2011 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft appellant geen beroep ingesteld.
1.2.
Bij besluit van 15 februari 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 14 juni 2012 (bestreden besluit), heeft het college de kosten van bijstand over de periode van 15 juni 2010 tot en met 31 augustus 2011 tot een bedrag van € 16.763,02 bruto van appellant teruggevorderd.
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tegen het besluit van 19 december 2011 zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit intrekkingsbesluit in rechte onaantastbaar is geworden. De gronden gericht tegen de intrekking kunnen in dit geding niet (meer) aan de orde komen. Als vaststaand gegeven geldt dus dat over de periode van 15 juni 2010 tot en met 31 augustus 2011 ten onrechte bijstand aan appellant is verleend, zodat het college bevoegd was de gemaakte kosten van bijstand over die periode met toepassing van artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB (zoals dit artikel ten tijde in geding luidde) van appellant terug te vorderen. Nu tegen het terugvorderingsbesluit geen zelfstandige beroepsgronden zijn aangevoerd, treft het hoger beroep geen doel.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van C.M. Fleuren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2015.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) C.M. Fleuren

HD