ECLI:NL:CRVB:2015:4401

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
14-1434 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van een koelkast en langdurigheidstoeslag op basis van inkomen boven bijstandsnorm

Op 8 december 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een koelkast en een langdurigheidstoeslag. Appellante had op 28 december 2012 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand en op 28 januari 2013 voor een langdurigheidstoeslag. De aanvragen werden afgewezen omdat het inkomen van appellante hoger was dan 110% van de voor haar geldende bijstandsnorm.

De rechtbank Noord-Nederland had eerder de beroepen van appellante tegen de afwijzing van haar aanvragen ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat het dagelijks bestuur ten onrechte aannam dat zij niet in aanmerking kwam voor de aangevraagde bijstand. Appellante erkende dat haar inkomen boven de norm lag, maar stelde dat haar medische situatie leidde tot hoge kosten die zij niet kon betalen. Ze betoogde dat de hardheidsclausule van toepassing was en dat het dagelijks bestuur haar draagkracht onjuist had berekend.

De Raad oordeelde dat de wettelijke inkomenseis van 110% van de bijstandsnorm dwingendrechtelijk is en dat er geen ruimte is voor afwijkingen. De Raad bevestigde dat de eerdere toekenning van langdurigheidstoeslag in het verleden geen garantie biedt voor toekomstige aanvragen. De hoger beroepen van appellante werden verworpen en de aangevallen uitspraken werden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/1434 WWB, 14/1436 WWB
Datum uitspraak: 8 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van 30 januari 2014, 13/660 en 13/690 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. dr. K.A. Faber, advocaat, hoger beroepen ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met het onderzoek in de zaken 14/1438 WWB, 14/1440 WWB en 14/2313 WWB, plaatsgevonden op 27 oktober 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Faber. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Heidergott. In de zaken 14/1438 WWB en 14/1440 WWB is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 28 december 2012 bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd ingediend voor de kosten van een koelkast. Verder heeft zij op 28 januari 2013 een aanvraag ingediend voor een langdurigheidstoeslag als bedoeld in
artikel 36 van de WWB.
1.2.
Bij besluiten van 14 januari 2013 en 29 januari 2013, na bezwaar gehandhaafd bij afzonderlijke besluiten van 15 juli 2013 (bestreden besluiten), heeft het dagelijks bestuur de aanvragen van appellante afgewezen op de grond dat het inkomen van appellante hoger is dan 110% van de voor haar geldende bijstandsnorm.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in de hoger beroepen tegen de aangevallen uitspraken gekeerd. Zij voert in beide zaken aan dat het dagelijks bestuur er ten onrechte vanuit gaat dat zij niet in aanmerking komt voor de aangevraagde bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag. Het dagelijks bestuur heeft het beroep op het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel ten onrechte niet gehonoreerd. Appellante heeft erkend dat haar inkomen hoger is dan 110% van de voor haar geldende bijstandsnorm, maar zij heeft aangevoerd dat zij door haar medische situatie hoge kosten heeft en deze niet van haar inkomen kan betalen. Het dagelijks bestuur heeft haar draagkracht onjuist berekend. Bovendien is de hardheidsclausule van toepassing.
4. De Raad komt de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, negende lid, van de WWB is bepaald dat de wettelijke inkomenseis voor gemeentelijk minimabeleid 110% van de toepasselijke bijstandsnorm is.
4.2.
Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de WWB, verleent het dagelijks bestuur een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht op inkomensverbetering. Ingevolge het zesde lid van dit artikel, zoals dit luidde tot 1 januari 2014, wordt voor de toepassing van het eerste lid onder laag inkomen niet verstaan in aanmerking te nemen inkomen hoger dan 110% van de op de desbetreffende alleenstaande of gezin van toepassing zijnde bijstandsnorm.
4.3.
Artikel 35, negende lid en artikel 36, zesde lid, van de WWB zijn dwingendrechtelijk van aard. Dit betekent dat van de in deze bepalingen neergelegde inkomenseis geen afwijking mogelijk is. Daarmee is gegeven dat bij overschrijding van de inkomenseis van 110% geen beroep kan worden gedaan op de hardheidsclausule en dat het dagelijks bestuur geen rekening behoefde te houden met de draagkracht van appellante.
4.4.
Appellante heeft verder aangevoerd dat het dagelijks bestuur in strijd heeft gehandeld met het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel. Appellante stelt hiertoe dat zij, ondanks de norm van 110%, in 2012 langdurigheidstoeslag heeft ontvangen. Dit betoog faalt. Een eerdere toekenning over een afgesloten periode in het verleden houdt immers geen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging in dat in de toekomst opnieuw wordt toegekend. Iedere aanvraag wordt immers opnieuw beoordeeld.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat de hoger beroepen niet slagen. De aangevallen uitspraken moeten worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2015.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD