ECLI:NL:CRVB:2015:4392

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
14/103 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.W. Schuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.A. van der Made, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 november 2013. De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 november 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen). De Raad heeft een deskundige, neuroloog A.H.C. Geerlings, benoemd, die op 29 januari 2015 een rapport heeft uitgebracht. Het Uwv heeft op 13 april 2015 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarna appellante op 12 mei 2015 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.

De Raad overweegt dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, heeft de Raad besloten om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De totale proceskosten zijn begroot op € 2.744,34, inclusief kosten voor rechtsbijstand en reiskosten.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.W. Schuttel, met K. de Jong als griffier. De beslissing is genomen in het kader van de WIA en betreft de proceskostenveroordeling in hoger beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 november 2015
14/103 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 november 2013, 11/6168 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.A. van der Made hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft een deskundige benoemd. A.H.C. Geerlings, neuroloog, heeft op
29 januari 2015 een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 13 april 2015 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 12 mei 2015 heeft mr. Van der Made namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 13 april 2015 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad nog slechts beslissen over de in beroep en in hoger beroep gemaakte proceskosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.225,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 735,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep. De reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van
€ 160,-.
Met betrekking tot de vordering van de kosten van € 624,34 in verband met de ingebrachte medische informatie is de Raad van oordeel dat deze vordering voor toewijzing in aanmerking komt.
Voor vergoeding van het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.744,34.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van K. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2015.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) K. de Jong

NK