In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een algemene tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) voor het jaar 2009. Appellant, die lijdt aan een stofwisselingsstoornis, had een aanvraag ingediend bij het CAK, maar deze was afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat appellant niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden voor de tegemoetkoming, terwijl zijn tweelingbroer met dezelfde aandoening wel een tegemoetkoming had ontvangen. De Raad oordeelde dat het CAK terecht had gesteld dat appellant niet in aanmerking kwam voor de tegemoetkoming, omdat hij niet voldeed aan het normbedrag dat in de Regeling tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Rtcg) is vastgesteld. De Raad bevestigde dat de regelgever bewust voor een normbedrag heeft gekozen en dat er geen sprake was van ongelijkheidsbehandeling, aangezien de tweelingbroer aan andere voorwaarden voldeed. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag van appellant terecht was.