ECLI:NL:CRVB:2015:4343

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
15/1147 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar LFNP-functie van Assistent Intake & Service B met bijbehorende salarisschaal; Hoorplicht en besluitvorming

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Assistent Intake & Service B voor appellante, die in bezwaar en beroep had aangevoerd dat haar hoorplicht was geschonden. De Raad oordeelde dat appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt kenbaar te maken tijdens de bedenkingenprocedure, bezwaar en hoger beroep. De Raad verwees naar eerdere uitspraken waarin werd gesteld dat de transponeringstabel niet als een algemeen verbindend voorschrift kan worden aangemerkt, maar dat deze wel als grondslag voor besluitvorming kan dienen. Appellante had niet aannemelijk gemaakt dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling was geschied of dat het resultaat onhoudbaar was. Het beroep op de hardheidsclausule werd eveneens afgewezen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het nadere besluit van de korpschef ongegrond.

Uitspraak

15/1147 AW, 15/1635 AW
Datum uitspraak: 3 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 januari 2015, 14/4545 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft J.P.L.C. Dijkgraaf, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft de korpschef op 5 maart 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar (nadere besluit) genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2015. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. J.L.A. Helmer, advocaat. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.E. Bensoussan, mr. F.A.M. Bot en R.M.M. Paulssen.

OVERWEGINGEN

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Daartoe is een stelsel van (uiteindelijk) 92 functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per functie. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en is vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, nr. 13079). Voor een uiteenzetting over de onderscheiden stappen in het kader van de invoering van het LFNP alsmede een weergave van de toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van betrokkene voor de omzetting naar het LFNP is vastgesteld op de functie van Medewerker Informatievoorziening A, salarisschaal 5, met als specifieke werkzaamheden: “Fotoherkenning”.
1.3.
Na het voornemen daartoe bekend te hebben gemaakt en appellante gelegenheid te hebben geboden daaromtrent haar bedenkingen kenbaar te maken, heeft de korpschef op
16 december 2013 ten aanzien van appellante besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Assistent Intake & Service B, met bijbehorende salarisschaal 5. Bij besluit van 12 juni 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de korpschef opgedragen om met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen een nieuwe beslissing te nemen. De rechtbank heeft aan haar oordeel, samengevat en voor zover hier van belang, het volgende ten grondslag gelegd. Op basis van de bij de korpschef bekend veronderstelde informatie behoefde appellante niet te worden gehoord. Er is dan ook geen sprake van schending van de hoorplicht. De korpschef heeft de bijlage bij de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013,
nr. 13141 (Regeling), de transponeringstabel, terecht aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift. Nu geen sprake is van ernstige feilen die kleven aan de inhoud of de totstandkoming van de Regeling of de transponeringstabel, kunnen deze als grondslag dienen voor het daarop gebaseerde bestreden besluit. De bij het bestreden besluit gehandhaafde weigering om toepassing te geven aan de hardheidsclausule is onvoldoende gemotiveerd. Daarbij is in aanmerking genomen dat bij appellante als gevolg van de matching sprake is van een verschraling van haar functie.
3. Bij het nadere besluit heeft de korpschef het bezwaar, onder aanvulling van de motivering, wederom ongegrond verklaard.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het nadere besluit wordt, gelet op de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede in de beoordeling betrokken.
De aangevallen uitspraak
4.2.1.
De rechtbank heeft aan haar oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden het volgende ten grondslag gelegd, waarbij voor eiseres appellante moet worden gelezen:
“Eiseres heeft in haar ‘formulier bezwaar tegen besluit overgang en/of wijziging LFNP’ aangegeven dat zij niet gehoord wilde worden op haar bezwaarschrift. Zij heeft vervolgens op 21 maart 2014 een e-mail gestuurd. Deze e-mail gaat over de omstandigheid dat zij geen ontvangstbevestiging heeft gekregen van de aanvullende bijlagen bij het bezwaarschrift, die zij naar de korpschef heeft gestuurd. Eiseres schrijft verder dat de tijd begint te dringen en zij vraagt zich af of er iets mis is gegaan en of ze alles nogmaals door moet mailen. Bij deze e-mail is (wederom) een ‘formulier bezwaar tegen besluit overgang en/of wijziging LFNP’ gevoegd, waarop echter staat aangetekend dat zij wel gehoord wil worden op haar bezwaarschrift. De rechtbank stelt vast dat eiseres de e-mail van 21 maart 2014 heeft gestuurd om er zeker van te zijn dat haar aanvullende bezwaarschrift door de korpschef was ontvangen. Eiseres heeft in de e-mail zelf geen melding gemaakt van haar gewijzigde standpunt ten aanzien van het horen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het de korpschef dan ook niet worden aangerekend dat er geen acht is geslagen op het onaangekondigde gewijzigde kruisje op het bezwaarformulier. In het dossier zit een ongedateerde algemene ontvangstbevestiging. Volgens de korpschef is deze op 23 maart 2014 aan eiseres verstuurd. In deze ontvangstbevestiging staat dat eiseres heeft aangegeven niet gehoord te willen worden. De rechtbank stelt vast dat eiseres naar aanleiding van deze ontvangstbevestiging ook geen contact heeft opgenomen met de korpschef om aan te geven dat zij juist wel gehoord wilde worden. Dit komt in dit geval voor rekening en risico van eiseres. Op basis van de bij de korpschef bekend veronderstelde informatie behoefde eiseres niet te worden gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van schending van de hoorplicht.”
4.2.2.
Appellante heeft de juistheid van het onder 4.2.1 weergegeven oordeel bestreden. De door appellante bij dit oordeel geplaatste kanttekeningen kunnen evenwel niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Zo er op dit punt al sprake is van een gebrek, ziet de Raad aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, nu aannemelijk is dat appellante door bedoeld gebrek niet is benadeeld. Appellante is in het kader van de bedenkingenprocedure alsmede in bezwaar, beroep en in hoger beroep voldoende in de gelegenheid geweest om haar standpunt over het (voorgenomen) besluit tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Assistent Intake & Service B kenbaar te maken.
4.3.
Appellante heeft aangevoerd dat de rechtbank de transponeringstabel ten onrechte heeft aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift en dat deze niet als grondslag voor het bestreden besluit had mogen dienen. Op dit punt wordt verwezen naar de onder 1.1 genoemde uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550. Het overwogene in die uitspraak in aanmerking genomen, stelt appellante op zichzelf beschouwd terecht dat de transponeringstabel het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, maar dat neemt niet weg dat de tabel als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij de korpschef in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. In wat appellante heeft aangevoerd ziet de Raad geen reden om daarover thans anders te oordelen.
4.4.
Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Zoals volgt uit de meergenoemde uitspraak van 1 juni 2015 is het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest niet voldoende.
4.5.
Het hoger beroep van appellante slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
Het nadere besluit
4.6.
Het betoog van appellante dat haar beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in
artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen, slaagt niet. De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door appellante naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling. Voor zover appellante zich in dit verband heeft beroepen op een verschraling van haar taken en verantwoordelijkheden leidt dit niet tot een ander oordeel. Zoals de Raad in zijn meergenoemde uitspraak van 1 juni 2015 heeft overwogen, is inherent aan de (door de regelgever) bewust gekozen wijze waarop moet worden gematcht dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie. Een eventuele verschraling van het takenpakket van een betrokkene kan dan ook niet worden beschouwd als een onbedoelde onbillijke uitwerking van de Regeling.
4.7.
Uit 4.6 volgt dat het beroep van appellante tegen het nadere besluit niet slaagt. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 5 maart 2015 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2015.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) A. Stuut

HD