ECLI:NL:CRVB:2015:4321
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich ziek had gemeld wegens psychische klachten en later rugklachten ontwikkelde. Appellante ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, maar na haar ziekmelding heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat zij met ingang van 20 november 2013 geen recht meer had op een WIA-uitkering. Het Uwv concludeerde dat appellante geschikt was voor haar eerdere werkzaamheden, ondanks haar rugklachten. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond, stellende dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. Appellante had geen medische onderbouwing gepresenteerd die haar beperkingen meer zou onderbouwen dan de verzekeringsarts had vastgesteld.
In hoger beroep heeft appellante de gronden herhaald die zij eerder had aangevoerd, maar het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts de beperkingen van appellante adequaat had vastgesteld en dat er geen noodzaak was voor een urenbeperking. De Raad oordeelde dat appellante in staat was de geduide voorbeeldfuncties te vervullen, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.