ECLI:NL:CRVB:2015:4314
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische rapportage in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Gürses, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem met ingang van 20 juni 2011 geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij doorslaggevende betekenis toekende aan het rapport van psychiater prof. dr. H.J.C. van Marle.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende heeft gemotiveerd hoe de door de deskundige vastgestelde beperkingen zijn vertaald naar de nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad heeft geen aanleiding gezien om de deskundige opnieuw te vragen naar een mogelijke urenbeperking, aangezien de deskundige in zijn rapport expliciet aangaf daarover geen uitspraken te kunnen doen. De Raad concludeert dat de voorbeeldfuncties, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen, medisch geschikt zijn voor appellant.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door P.H. Banda, in tegenwoordigheid van griffier K. de Jong, en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2015.