ECLI:NL:CRVB:2015:4276
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Mede-terugvordering bijstand wegens verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die samen met G twee kinderen heeft, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om de bijstand van G in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen. Dit besluit was gebaseerd op een anonieme melding dat appellant en G een gezamenlijke huishouding voerden, wat zij niet hadden gemeld aan het college. De sociale recherche heeft onderzoek gedaan en vastgesteld dat appellant en G sinds 3 augustus 1998 samenwoonden op het uitkeringsadres. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de verklaringen van G en buurtbewoners die bevestigden dat appellant en G samenwoonden. De Raad concludeerde dat er voldoende bewijs was dat appellant en G een gezamenlijke huishouding voerden en dat G haar wettelijke inlichtingenverplichting niet was nagekomen. Hierdoor was het college bevoegd om de kosten van de ten onrechte verleende bijstand van appellant terug te vorderen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.