ECLI:NL:CRVB:2015:4267
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de loongerelateerde WGA-uitkering onder de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante en de vaststelling van haar recht op een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Staal, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar loongerelateerde WGA-uitkering niet zou wijzigen en dat haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 44,47%.
De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bij eerdere besluiten, waaronder een besluit van 28 maart 2013, correct heeft gehandeld door te concluderen dat appellante met ingang van 16 februari 2013 recht had op een WGA-loonaanvullingsuitkering. De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat zij volledig arbeidsongeschikt was en dat de conclusies van de behandelend psychiater niet voldoende waren gevolgd, beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport overtuigend gemotiveerd waarom de conclusies van de psychiater niet geheel konden worden gevolgd.
De Raad heeft geoordeeld dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) een juiste weergave is van de bevindingen van de verzekeringsartsen en dat appellante in staat moet worden geacht de voorgehouden functies te vervullen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.