ECLI:NL:CRVB:2015:4229
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WAO-uitkering en vergoeding kosten bezwaar
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 7 juli 2014 het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 16 mei 2013 de WAO-uitkering van appellant beëindigd per 1 januari 2010, omdat appellant niet tijdig de gevraagde financiële gegevens had ingediend. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond en weigerde de kosten van het bezwaar te vergoeden. De rechtbank oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij de gevraagde stukken tijdig had ingeleverd en dat zijn stelling over geweldsdelicten in 2011 niet voldoende was onderbouwd.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij de stukken wel tijdig had ingeleverd en dat er verwarring was ontstaan bij het Uwv. Het Uwv betwistte dit en stelde dat appellant pas in bezwaar aan zijn informatieverplichting had voldaan. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv het besluit van 16 mei 2013 terecht niet had herroepen, omdat appellant niet had aangetoond dat hij de stukken tijdig had ingediend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar af. De uitspraak werd gedaan door H. van Leeuwen, met J.R. van Ravenstein als griffier, en vond plaats op 27 november 2015.