ECLI:NL:CRVB:2015:4193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- H. van Leeuwen
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant en de WIA-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant en de toekenning van zijn WIA-uitkering. Appellant had in eerste instantie een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar verzocht om herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid vanwege verslechterde gezondheid. Het Uwv had de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45 tot 55% per 9 november 2012, wat appellant betwistte. Hij stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid niet correct was beoordeeld en dat hij in aanmerking moest komen voor een IVA-uitkering.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het Uwv niet adequaat had gehandeld en dat zijn arbeidsongeschiktheid niet juist was vastgesteld. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden de WIA-uitkering van appellant had voortgezet en dat er geen reden was om de mate van arbeidsongeschiktheid te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om getuigen te horen af, omdat dit niet bijdroeg aan de beslissing.
De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hadden gehandeld en dat de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid door het Uwv de rechterlijke toets kon doorstaan. De uitspraak bevestigde dat appellant niet volledig arbeidsongeschikt was en dat de IVA-beoordeling niet aan de orde was. De beslissing van de Raad werd openbaar uitgesproken op 16 november 2015.